Natuurweide

Natuurweiden bestaan uit natte en extensief beheerde graslanden in een open landschap, waar de watertafel ten minste in een deel van het gebied hoog genoeg blijft tijdens het broedseizoen (max. 40 cm diep op kleigrond). De vegetatie van een zoete natuurweide kan je omschrijven als een goed ontwikkeld zilverschoongrasland. Typische soorten van zilte graslanden zijn zilte greppelrus, schorrenzoutgras en blauw kweldergras. Die soorten vragen om een goed waterpeilbeheer, een goed ontwikkelde horizontale structuur en voldoende microreliëf door middel van kreken en laantjes.

Doel
xx

De weidevogels in het Linkerscheldeoevergebied baarden ons lang grote zorgen. Zowel nationaal als internationaal kon op de overheersende negatieve trend jarenlang geen antwoord gegeven worden. Ook hier kenden we een sterke daling en leken we spraakmakende soorten zoals Grutto en Tureluur te verliezen. Op gebiedsniveau werden via beheer oplossingen gevonden en de trend lijkt nu definitief gekeerd. 

 

Door de economische invulling van de Waaslandhaven verschoof de weidevogel populatie naar de compensatiegebieden Putten West en Doelpolder Noord. Daar bereikten we piek aantallen in de periode 2010-2012. Het verlies van leefgebied werd dus perfect opgevangen in de nieuwe weidevogelgebieden. Al tijdens deze periode kregen we echter te maken met de aanwezigheid van de Vos in de periferie van deze gebieden. Niet veel later kwam ook het bewijs van de predatie door de Vos op weidevogels, voornamelijk op de nesten. Bovendien trad predatie mijding op: het leeglopen van gebieden doordat vogels beslisten om door de hoge predatiedruk niet tot broeden over te gaan. In het nu veel intensievere landbouwgebied vonden de weidevogels ook geen opvang. De aantallen, zelfs van Kievit, waren daar ondanks de uitgestrektheid al laag geworden. Hoewel we naar landschaps- en vegetatiebeheer ook nog enkele uitdagingen zagen, leek dit de drijvende factor voor de negatieve trend in de aantallen in de jaren erna. De aantallen van Grutto en Tureluur waren enkele jaren later meer dan gehalveerd en dreigden zelfs gedecimeerd te worden. 

 

Vanaf 2012 werd hierop een antwoord geboden door de belangrijkste gebieden elektrisch uit te rasteren. Vanaf de eerste inspanningen volgde al resultaat. Grutto en Tureluur begonnen vooral na de uitrastering van Doelpolder Noord in 2019 weer in aantal te stijgen. Het hoge broedsucces in deze beveiligde gebieden is hier ook een gevolg van: van alle soorten werden heel frequent ouders met grote jongen vastgesteld. Daarnaast kwamen Kievit en Scholekster hier in hogere aantallen tot broeden dan ooit tevoren. In 2022 en 2023 haalde Kievit in Doelpolder Noord mooi de kaap van de 100 broedparen. Waar de populatie Grutto anno 2023 zich bijna volledig bevindt in de twee grote weidvogelgebieden, zien we Kievit, Tureluur en Scholekster ook in de kleinere gebieden stijgen. Dit gaat met name over de Vlakte van Zwijndrecht, het Doeldok, Drijdijck en De Puttten. De Putten had anno 2023, naast de andere soorte, ook weer enkele koppels Grutto en heel wat Kluten en Steltkluten. Bovendien is hier nog een grote oppervlakte die momenteel geen leefgebied is voor weidevogels, maar die na enige inrichting wel veel potentie heeft. 

Beheer en aanbevelingen

Inrichtingsbeheer

Een elektrische afsluiting blijkt dé sleutel tot succes voor vele grondbroeders sinds de intrede van vossen op Linkerscheldeoever. Daarnaast halen we best opgaande houtige vegetatie en leegstaande gebouwen weg uit het landschap als onderdeel van een gebiedsgericht landschapsplan. Ook met kunstmatig broedgebied zoals visdiefeilanden boekten we al resultaat. Dat hoge broedsucces sterkt ons om nog meer visdiefeilanden aan te leggen. We werkten maatregelen uit om extern water in de gebieden te brengen of grondwater vast te houden. Een goed waterpeilbeheer is cruciaal voor het behoud en de uitbreiding van zilte graslanden. Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) schreef een advies over de hydrologische verbetering van dit leefgebied (vegetatiekaarten, evolutie van de waterchemie …). Waar nodig moeten plagwerken en ondiepe afgravingen gebeuren.

Omvormingsbeheer

Het herstel van het open landschap door hoge vegetatie, struiken en bomenopslag te verwijderen, beschermt weidevogels tegen heel wat predatoren. Ook de rietuitbreiding vanuit de kreken en poldergrachtrestanten perken we lokaal in.

Eindbeheer

In sommige gebieden houden we het landschap open door jaarrond grazers in te zetten, voornamelijk konikpaarden. Dat levert een soortenrijke korte grasmat op. Het maaibeheer in Putten Weiden legt de nadruk op de zilte vegetatie en graslanden en het terugdringen van rietontwikkeling. In Doelpolder Noord en Putten Weiden rijten we de grachten. Dat is belangrijk voor de waterhuishouding in de gebieden. Zowel in Doelpolder Noord als in Putten West wordt de waterstand hoger opgestuwd.

Aanbevelingen

De monitoringresultaten geven aan dat elektrische rasters werken om predatoren buiten te houden, maar vooral in combinatie met een adequaat beheer binnen en buiten het raster. Daarnaast blijft het van belang om het landschap open te houden en vossenburchten in de omgeving te vermijden. Begrazing gebeurt best na 15 juni, met uitzondering van Putten Weide, waar we vroeger moeten starten om de zilte vegetatie in stand te houden. De weidevogelgebieden trekken heel wat soorten aan die later broeden dan de weidevogels (kluut, kleine plevier, zwartkopmeeuw …). Bovendien liep het broedseizoen ook voor weidevogels al uit door koudeperiodes. Mogelijk kan hier gewerkt worden met een inscharingsdatum van 15 juni in de randzones, waar tijdelijke rasters het vee uit de belangrijkste broedzones weren. Grachten rijten gebeurt best voor eind oktober. Ten slotte moeten we een waterbeheer blijven voeren dat anticipeert op voorjaarsdroogte of dat verlies van grondwater voorkomt. We blijven alert voor mogelijke toekomstige gevaren zoals ziektes of  stijgende populaties zomerganzen en grote meeuwen.