Er zijn twee groepen broedvogels die we vanuit de Beheercommissie opvolgen: enerzijds de doelsoorten opgenomen in het S-IHD-besluit van 17 maart 2017, anderzijds de soorten waarvoor compensatiedoelen zijn opgesteld in het kader van het natuurcompensatieplan Deurganckdok.
Aan de hand van de monitoring gaan we na of we ondanks de havenuitbreiding op Linkerscheldeoever een gunstige staat van instandhouding bereiken voor de betrokken vogelsoorten.
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) levert de monitoringsgegevens aan. Deze informatie is cruciaal voor de wetenschappelijke onderbouwing van een duurzaam natuurbeleid op Linkerscheldeoever.
De laatste stand van zaken per soort vind je op de corresponderende pagina. Voor de broedvogels van bijlage I van de Vogelrichtlijn worden daar de totale aantallen territoria weergegeven en besproken in het kader van de instandhoudingsdoelstellingen. Enkele gebieden worden voor sommige soorten niet elk jaar geteld. Hun aantallen worden geschat aan de hand van de aantallen in de andere gebieden. De cijfers worden met een onzekerheidsinterval weergegeven. Om te beoordelen of voor broedvogels voldaan is aan de compensatieverplichtingen voor het Deurganckdok werden in 2005 criteria opgesteld waaraan de aantallen in de compensatiegebieden moeten voldoen. Deze criteria (of ‘compensatiedoelen’) vormen de optelsom van de ingeschatte verliezen ten gevolge van de aanleg van het Deurganckdok en voortvloeiend uit het en de aanwezige aantallen in 2003 (de ‘nultoestand’). De compensatiegebieden voor het Deurganckdok zijn:
- de leefgebieden voor riet en water: Zoetwaterkreek, deel Steenlandpolder, Haasop, deel Rietveld Kallo, Groot Rietveld
- de leefgebieden voor strand en plas/surrogaatkust: gedempt deel Doeldok, MIDA, C59, Vlakte van Zwijndrecht, Prosperpolder Noord
- de leefgebieden voor weidevogels: Doelpolder Noord (met de Brakke Kreek), Putten West (met de Zoetwaterkreek), Polders van Kruibeke
- de leefgebieden voor plas en oever: Verrebroekse Plassen