Windturbines

Verschillende locaties binnen de haven komen in aanmerking voor windturbines. Onderzoek is nodig om in te schatten welke impact windturbines hebben op de soorten die hier leven.


De Vlaamse overheid ziet de Vlaamse zeehavengebieden als logische prioritaire inplantingsplaatsen voor grootschalige windenergie, in symbiose met de bestaande en toekomstige havenactiviteiten. Verschillende locaties binnen de haven komen vandaag in aanmerking voor nieuwe windturbines. Om de precieze impact van deze turbines op de vogel- en vleermuizenpopulaties in te kunnen schatten, is bijkomend, specifiek onderzoek nodig. Zeker nu de haven verder verdicht met de natuurgebieden binnen deze havencontext, is grote voorzichtigheid en degelijk onderzoek noodzakelijk, ook naar cumulatieve effecten. Zowel de impact op de broedgebieden als op de foerageergebieden moet daarbij onderzocht worden. Een bijkomend probleem is de inplanting van windturbines buiten de contouren van het Vogelrichtlijngebied op Linkerscheldeoever. De turbines kunnen een invloed hebben op de foerageerbewegingen van soorten. 


 

Twee locaties voor midsize turbines (DEME)

In 2018 zijn twee midsize windturbines van de DEME Group vergund. Eén locatie (ter hoogte van de Vlakte van Zwijndrecht) bleek relevant voor wulpen en eventueel voor vleermuizen. Een andere locatie ligt pal op de vliegroute tussen de meeuwenkolonie van de Vlakte van Zwijndrecht en de Schelde. Er werd een passende beoordeling opgemaakt, een verscherpte natuurtoets en een MER-screening en er werden mitigerende maatregelen genomen. De beheercommissie stelde de vraag om vooraf op basis van monitoringsgegevens duidelijk aan te tonen dat er geen interferentie is met de trekbewegingen van meeuwen van de Schelde naar de broedlocatie op de Vlakte van Zwijndrecht en omgekeerd. Dat is niet gebeurd. Uit de passende beoordeling zijn wel enkele voorwaarden gekomen. Dit zijn de belangrijkste conclusies van de passende beoordeling:

  • De aanvaringskans met meeuwen en eenden wordt in de passende beoordeling en de verscherpte natuurtoets als verwaarloosbaar gezien, gezien de beperkte interferentie met gekende trekroutes.
  • De kans op aanvaringen met wulpen en broedvogels is niet volledig uit te sluiten en kan leiden tot een matig negatief effect ten aanzien van doelsoorten. Daarom wordt de noordelijke turbine in de winterperiode stilgelegd van 1,5 uur voor zonsondergang tot 1,5 uur na zonsondergang.
  • Voor vleermuizen wordt een stillegmodule voorzien voor de meest noordelijke turbine. De verstoring zal daardoor beperkt tot verwaarloosbaar zijn.
  • Voor vogels geldt een beperkte tot matig negatieve verstoring van de vlakte van Zwijndrecht.
  • De aanvrager verbindt zich ertoe een door Natuur en Bos goedgekeurd monitorings- en afsprakenkader (4 mei 2018) na te leven. Daarin staat dat minstens drie jaar na de ingebruikname van de turbines een monitoring moet worden uitgevoerd. Zijn er toch negatieve effecten, dan wordt de werking van de turbines bijgestuurd.




 

Strategisch plan-MER bijkomende windcapaciteit op Linkerscheldeoever

Een eerste studie over de mogelijke inplanting van windturbines op Linkerscheldeoever, het ‘avifaunaplan’, dateert al van een tiental jaar geleden (2007-2009). Vanuit de beheercommissie rees de vraag naar een update, nu het ruimtelijk en juridisch kader sterk veranderd is. Wind aan de Stroom (WadS) onderzocht de mogelijkheden voor extra windturbines op Linkerscheldeoever via de procedure van een strategisch plan-MER (milieueffectrapportage). Het plan-MER ging gepaard met een veelomvattend onderzoek. Suggesties voor bijkomend onderzoek en extra aandachtspunten konden wel niet meer in het plan geïntegreerd worden, omdat het zich al te ver in de goedkeuringsprocedure bevond. Op 12 april 2019 werd het plan goedgekeurd. De opmerkingen van de beheercommissie komen pas aan bod bij de individuele vergunningstrajecten. 


 

Tweede rij windturbines ten zuiden van de E34 (Engie)

In 2017 diende Engie Electrabel een aanvraag in voor de inplanting van een tweede rij windturbines ten zuiden van de E34. Dat zou een hypotheek leggen op dit gebied als foerageergebied voor de bruine kiekendief. De gemeente Beveren, Natuur en Bos en het Havenbedrijf Antwerpen gaven ongunstig (sub)advies en Natuurpunt diende bezwaar in. De gewestelijke omgevingsvergunningscommissie volgde die ongunstige adviezen. De bevoegde minister besliste op 26 juli 2019 toch om de vergunning te verlenen. Op vraag van de gemeente Beveren en het Havenbedrijf Antwerpen, samen met tien bedrijven uit het havengebied op Linkerscheldeoever, heeft de Raad voor Vergunningsbetwistingen de vergunning vernietigd. De minister moet nu een nieuwe beslissing nemen.