Plas en oever

Het leefgebied ‘plas en oever’ bestaat voor driekwart uit water en voor een kwart uit oevers met riet, grazige vegetatie of pioniersplanten. De plas bestaat uit helder water met een goede waterkwaliteit, delen met ondergedoken en drijvende waterplanten, een hoog voedselaanbod, voldoende oppervlakten ondiep én dieper water, een natuurlijk peilverloop met voldoende stromingsdynamiek en een voldoende hoog waterpeil. Eilandjes zijn essentieel als broedgebied.

Doel
xxx

De opvallendste soort binnen deze categorie, de Lepelaar, heeft in het Linkerscheldeoevergebied zijn grootste Vlaamse kolonie op de Verrebroekse Plassen. Na enige jaren van ontoereikend broedsucces door predatie van de Vos, werd de broedplaats beveiligd. Dit leidde de laatste drie jaar tot de hoogste broedaantallen met weer voldoende broedsucces. Daarnaast kwam er ook een nieuwe broedplaats van een handvol broedparen in de graslanden van Doelpolder Noord, wellicht aangetrokken door de honderden Kok-en Zwartkopmeeuwen. Deze Lepelaars gebruiken ook alle natuurgebieden tussen de kolonie en Saeftinghe als foerageergebied. IJsvogels blijven door het gebrek aan potentiële broedplaatsen een zeer schaarse broedvogel in het gebied. Enkel op de Verrebroekse Plassen, waar zij in de kunstmatige dijken hun holen kunnen graven, wordt vrijwel jaarlijks gebroed. De Oeverzwaluw is als holenbroeder iets minder kieskeurig naar nestplaats in de zin dat hij soms ver van water grote kolonies kan hebben. De aantallen blijven in de honderden de laatste jaren, maar er is een trend ingezet waarbij minder veilige broedplaatsen worden gebruikt, zowel op vlak van menselijke verstoring als predatie door zoogdieren. Binnen de natuurgebieden wordt nog nauwelijks gebroed. Dit moet de komende jaren als een aandachtspunt meegenomen worden. Alle eendensoorten kenden dezelfde evolutie als de weidevogels door de aanwezigheid van de Vos in de natuurgebieden. Net zoals de meeuwen kwam er een fase waarbij enkel nog genesteld werd op de eilanden maar ook dit bleek geen garantie op broedsucces te zijn. Met het wegvallen van de druk door grote grondpredatoren in de omheinde gebieden, floreren deze soorten weer. Bovendien laten sommige soorten hogere aantallen zien dan tevoren en kregen we er met de Pijlstaart een nieuwe broedvogel bij. Hoewel ook de Tafeleend deze trend volgde, zien we wel dat deze soort door de toename van waterriet in bepaalde gebieden ook zonder rasters stand leek te houden. Deze soort heeft duidelijk een groter broedsucces in riet dan andere soorten. 

Beheer en aanbevelingen

Inrichtingsbeheer

Eilanden bieden grondbroeders meer veiligheid en trekken verschillende vogels aan. In verschillende gebieden hebben we tijdelijke of permanente elektrische omrasteringen geplaatst rond broedgebieden en broedeilanden. Die zorgen respectievelijk tijdens het broedseizoen en het hele jaar door voor bescherming. Een open landschap is een extra veiligheidsmaatregel tegen roofdieren. Waar nodig en mogelijk, halen we daarom opslag van bomen weg. Om het landschap rond het water open te houden, wordt er jaarlijks gemaaid of zetten we grazers in. Tot slot maken we werk van natuurvriendelijke oevers, in een glooiende en geleidelijke lijn.

Omvormingsbeheer

Om predatoren geen kans te geven, moet het open landschap, waar nodig, hersteld worden door de verruiging terug te dringen. Waar schapenbegrazing niet voldoet om de opgeschoten vegetatie onder controle te krijgen, kiezen we voor mankracht en machinale verwijdering. Ook de waterkwaliteit speelt een belangrijke rol in deze gebieden. Overmatige nutriëntenbelasting moeten we vermijden. Wanneer dat nodig is, kan plaatselijk de sliblaag verwijderd worden tot op de minerale bodem. De waterkwaliteit in de Grote Geule staat ook onder druk van de overstort die afvalwater uit Kieldrecht rechtstreeks in de Grote Geule loost. Bij de heraanleg van de Molenstraat (gepland in 2024) zal Aquafin de Grote Geule saneren.

Eindbeheer

Naast het openhouden van het landschap rond het water, is het ook van belang om de waterkwaliteit in het oog te houden en een visstandsbeheer te voeren. We moeten de dominantie van bodemwoelende soorten als karper en brasem tegengaan.

Overig beheer

Exotenbestrijding

In Drijdijck nemen we maatregelen om de kleine waterteunisbloem te bestrijden. Zonder de jaarlijkse doorgedreven actie van het gespecialiseerde arbeidersteam van Natuur en Bos zou dit een verloren zaak zijn.

Verstorende menselijke activiteit

We juichen toe dat mensen van de natuur op Linkerscheldeoever komen genieten, maar sommige activiteiten zijn nefast voor de natuur. Motorcrossers schrikken niet enkel vogels af met hun lawaai, maar rijden ook nesten stuk en beschadigen de bodem en de vegetatie. Stropers verstoren het kwetsbare ecologisch evenwicht van een gebied. Motorcrossers en stropers weghouden is geen sinecure. Sensibiliserend optreden en verbodsborden plaatsen voor gemotoriseerd verkeer, weren een deel van deze ongewenste bezoekers. Met beheerplannen en de toegankelijkheidsreglementen kunnen we ook verbaliserend optreden. Dat moet het ontradende effect vergroten.

Aanbevelingen

Takkenhopen zijn voor verschillende soorten, waaronder de geoorde fuut, lepelaar en kleine zilverreiger, een bruikbare nestplaats. Voor die soorten is de predatie door de vos een essentieel aandachtspunt. De waterkwaliteit moet beter. Voor Drijdijck is het aangewezen om te onderzoeken of het mogelijk is om extern water met een voldoende kwaliteit in het gebied te laten. In de Grote Geule zal Aquafin actie ondernemen.